Eerdere exposities

Marcel Pinas

12 september - 17 oktober
Vanaf zondag 12 september is werk te zien van de Surinaamse kunstenaar Marcel Pinas, onder de titel Kuubutu (’samen’). Taco Dibbits, directeur Rijksmuseum Amsterdam, opent de tentoonstelling op zaterdag 11 september in besloten kring.

In deze tentoonstelling krijgt de Marroncultuur, waaruit Marcel Pinas (1971) afkomstig is, een gezicht. Het beladen verleden wordt getoond in symbolische vorm, in geabstraheerde vorm, maar altijd in een intrigerende beeldtaal.

De Marrons zijn uit West-Afrika naar Suriname gehaald. Daar wisten ze aan de kolonisator te ontsnappen door het ondoordringbare binnenland in te vluchten. Zo konden ze niet alleen vasthouden aan de gewoontes en de rituelen van hun moederland, maar ze konden ze ook verder ontwikkelen. Tevens konden ze zich laten inspireren door de cultuur van de oorspronkelijke binnenland bewoners. Die ingrediënten samen leverden een rijke cultuur op. Dat Marcel Pinas die wil behouden heeft niet alleen daarmee te maken. Hij ziet dat een aantal van haar normen en waarden – het omgaan met de natuur en het omgaan met elkaar – ook voor de toekomst een grote rol zou kunnen spelen in een steeds individualistischer wereld die moeite heeft het universele belang van bijvoorbeeld het klimaat te erkennen.

We nemen steeds meer over van Europa. We gaan voorbij aan de verworvenheden van onze eigen cultuur. Daardoor dreigt die verloren te gaan. Dat ik wil ik voorkomen”, aldus Marcel Pinas. In een aantal grote zwart-wit tekeningen speelt de kunstenaar met het Afaka, een syllabisch schrift van 56 letters dat bedacht is om de mondelinge taal van de Ndyuka een leesbare vorm te geven. Het werd gesproken in het oosten van Suriname. Hij laat de tekens wervelen op een witte ondergrond. Soms haalt hij enkele tekens naar voren door ze groter of dikker uit te voeren. Soms brengt hij ze in wit aan. Dan weer lijken de tekens uit het beeld te rennen of samen te klitten tot een zwarte zwerm. Hij maakt van taal beeldtaal.

Pinas kiest vaak voor de installatie als uitingsvorm. Als ‘kind van het binnenland’ weet hij als geen ander wat ruimte is. Hij weet dat hij daarmee de kijker kan uitnodigen om zijn gedachtenwereld binnen te treden. Hij transformeert kijken tot actief kijken. Een goed voorbeeld van zo’n installatie is Twalafu lo’s. Twaalf stoelen staan in drie rijen van vier achter elkaar. Geborduurde pangi – traditioneel textiel – zijn over die stoelen gedrapeerd. Ze symboliseren de 12 belangrijkste groepen waaruit de Ndyuka  Marron cultuur bestaat. De 13de stoel is voor het groot opperhoofd. Deze installatie komt het dichtst bij de titel van de tentoonstelling. Ze refereert aan de bijeenkomsten die dorpshoofden regelmatig organiseren om het wel en wee van hun achterban te bespreken. In feite bewaken ze in gezamenlijkheid en gelijkheid hun normen en waarden en zoeken ze samen naar oplossingen.

Ronduit confronterend is de installatie waarbij galgen neerhangen boven een aantal zwarte tonnen waar botten uitsteken. Niet minder direct is de installatie waarbij ontelbare omwikkelde poppen ondersteboven in een soort slagorde neerhangen. Ze refereert aan de grote hoeveelheid slaven die vanuit West-Afrika naar Suriname is getransporteerd. De emotionele lading wordt nog versterkt door de contrasterende, kleurige schoonheid van de compositie.

Veel getoonde werken zijn speciaal voor deze expositie gemaakt. Ze geven een goed beeld van een kunstenaar die zich geëngageerd toont in zijn werk, weet hoe je dat zichtbaar moet maken, maar die zijn engagement ook omzet in de praktijk. Zijn activiteiten voor de Marrons zijn daarvan het bewijs.